KENCUR


Cekuh in Balinees, kentjoer, kencur, kaempferia galanga, zandgember en foutief: lesser galangal, kleine galanga.

Kencur is een plant, die zowel in de tropen als ook in de subtropen kan groeien. Het is een bodembedekker en de vertakte wortelstokken groeien aan de oppervlakte. Ook doet hij het prima in kassen, in de woonkamer in potten of in de tuin op zonnige, niet te natte plaatsen en in de half-schaduw. Kencur houdt van luchtige, goed gedraineerde grond. Delen van de wortelstokken worden in de grond gepoot om de planten te vermeerderen. Planten gebeurt meestal in het begin van de regentijd, want tijdens deze periode groeit de plant het snelst. Vaak wordt kencur geplant tussen de oogsten van andere kruiden, zoals sereh, kurkuma en gember, door. Daardoor verhoogt de boer de opbrengst van zijn land, omdat het nooit braak komt te liggen. De plant heeft 2 hooguit 4 grote violet-groene stengelloze bladeren en heeft wit-lila lipvormige bloemen, die maar kort bloeien. De bloemen, 4 tot 12 stuks, geuren heerlijk.

Kencur is lid van de gemberfamilie. De wortelstokken zijn eigenlijk meer wortelknollen met een doorsnede van 1 à 2 centimeter en worden als keukenkruid gebruikt. De buitenkant is bruin en de binnenkant is geel-wit.

Verse kencur wordt alleen in de Indonesische- en Maleise keukens gebruikt en met name in de Balinese. In de Chinese keuken wordt het in gedroogde vorm toegepast. De rest van de wereld kent het hooguit als medicijn. In veel landen waar ze deze wortel eigenlijk niet kennen (hij schijnt buiten Azië ook echt alleen maar in Nederland vers te koop te zijn) noemt men ze abusievelijk “Lesser Galangal” of “Kleine Galangal”, maar dat is een heel andere plant, namelijk de Alpina Officinarum. Gelukkig noemen we ‘m in Nederland gewoon altijd kentjoer of kencur. Maar pas op bij slecht vertaalde kookboeken! Als ze daarin spreken van kleine galangal kun je er vergif op innemen dat ze kentjoer bedoelen, want kleine galangal wordt niet in de keuken gebruikt. Alleen in de Chinese geneeskunst tegen kiespijn en als middel tegen roos. Het werkt stimulerend voor de maag en ingewanden.

Kencur heeft een sterke kamferachtige smaak en geur en moet daarom met mate worden gebruikt. Een of twee schijfjes is al snel voldoende. De verse wortel kun je in dunne schijfjes mee laten sudderen in stoofgerechten en soepen. Raspen kan ook, dan onttrek je er nog meer smaak aan. Verse wortel moet je koel bewaren, maar invriezen kan ook.

Kencur is verkrijgbaar als worstelstok, knolletje, gedroogd, in poedervorm en als olie. In Indonesië wordt het jonge blad van sommige kencursoorten ook als groente bereid, zoals bijvoorbeeld in pecel khas Peniron of nasi ulam.

 

error: Content is protected !!